  
 
 
  
  
  
  
  
  
  
  
   
  
   | 
    
    
  
    
      | 
       Vistechnieken 
      - feedervissen - Voeren 
       Klik op de afbeelding voor 
      een vergroting 
         
         | 
     
   
   
  Klik op de knop Vistechnieken of op home in de kopbalk om 
  terug te keren.
      
    
     
      
        | 
 
Het 
lokvoer 
   | 
       
      
        
Als we met een voerkorf vissen is de vastheid van het voer 
erg belangrijk. In diep of stromend water mag het voer stevig en kleverig zijn, 
terwijl het op ondiep water luchtig van structuur moet zijn. Het lokvoer moet zo 
gemaakt zijn dat het slechts op de bodem uiteenvalt, dus niet tijdens de worp of 
tijdens het afzakken naar de bodem. Het mag dan ook weer niet zo stevig zijn, 
dat wanneer we de lijn indraaien,  
de voerkorf nog half vol met voer zit. Zeker een gaaskorf moet zich binnen 
enkele minuten, en zeker na een korte ruk aan de lijn, op de visplek ledigen.
 
Is dit niet zo dan laat de voerkorf tijdens het binnendraaien van de lijn iedere 
maal een spoor van lokvoerdeeltjes achter in rechte lijn van de visstek naar de 
oever, waardoor de vis van de voerstek weggelokt en verspreid wordt.  
Vist je op 
niet te grootte afstand, zeggen we tot 18 meter, dan kan je een voerplek aan te leggen door voerballetjes in te werpen als alternatief van 
de voerkorf,  
het gaat vlugger en (goed uitgevoerd) veel correcter. Werp daarbij het lokaas 
niet op een en dezelfde plaats, al zou dit zelden lukken op die afstand, maar 
over een viertal meter verspreid. Zelfs de beste werper vist zelden op dezelfde 
vierkante meter, en het is niet aangeraden om verschillende meter van jouw 
aasplek verwijderd te vissen als je goed wilt vangen. 
Er zijn talrijke goede kant en klare voerpakketten te koop, die je al dan niet 
wat bijwerkt, eventueel door toevoeging van reuk of geurstoffen. Hou er rekening 
mee dat geen enkel advies zaligmakend is  en eigen vertrouwen vaak van 
doorslaggevend belang is. Verder is het vaak zo dat afwijken van vaste regels 
wel eens voor extra verrassingen zorgt. | 
       
      
        | 
 Hoe voeren 
   | 
       
      
        | 
 Bouw steeds je voerplek op. Een vaste regel is: vaak 
    maar niet te veel. Pas het gewicht en de 
    grootte van de feeder aan volgens het water waarop je vist.  
Gebruik op 
    ondiep water tot 1.5 meter
    geen knots van een feeder. Kies voor een klein model met een minimum aan 
loodgewicht. Net genoeg om spanning op de tip te krijgen. 
    Starten doen we door voor we beginnen te vissen een tiental gevulde 
    voerkorven op onze voerplek te ledigen. Dat doen we door ze met een kort rukje te ledigen.
 
Tijdens het 
    vissen wordt de voerplek 
    daarna met de voerkorf op een optimale manier bijgehouden. 
    Bijna steeds start men met een open voerkorf, meestal uit gaas, om zo 
    spoedig mogelijk een behoorlijke hoeveelheid aas op de voerplaats te krijgen. 
 
Men kan dan eventueel 
    overschakelen op een half of open 
    voerkorf, waarbij men de mogelijkheid heeft met levend aas te voeren. 
    Meestal zijn dat maden of casters.  
Pin je niet vast op een soort voerkorf, maar pas jouw vistechniek waar nodig 
    aan.  
      (zie hoofdstuk voerkorven) 
   | 
       
      
        | 
 
     | 
       
      
        | 
  | 
       
       
 
 
 
      |