| In de andere hoofdstukken kreeg je reeds een 
overzicht van het materiaal en de verschillende soorten dobbers en hun 
toepassing. Verder staat reeds een groot deel uitleg over de manier om dit 
type dobbers uit te loden en te gebruiken op verschillende watertypes en 
dieptes  in het hoofdstuk montages. Er rest ons eigenlijk nog alleen te gaan vissen, maar toch wil ik in dit 
hoofdstuk nog wat extra informatie meegeven en het een en ander nog eens extra 
benadrukken.
 | 
      
        | Dobbers Kies de juiste dobber voor de 
gepaste viswijze.
 De waggler in zijn verschillende uitvoeringen is de meest gebruikte voor 
stilstaand en langzaam stromend water.
 Stick, balsa en avon dobbers zijn dan weer meer geschikt voor stromend water en 
rivier.
 Hoewel bovenstaande een vaste waarde is, belet niets u om zelf te 
experimenteren. Zo kan een waggler ook gebruikt worden op stromend water en 
belet niets u om een avon dobber te gebruiken op stilstaand en diep water.
 Maak zeker niet de vergissing om in het begin uit oude gewoonte als vaste stok 
visser te kiezen voor de lichtste dobbers. Het vissen met een vaste stok 
is nooit vergelijkbaar met de matchvisserij. Onze zwaardere dobber heeft zijn 
eigen voordelen en is goed uitgelood en op de juiste wijze gevist even 
geraffineerd als de beste wedstrijdpen.
 | 
      
        | Werpen Voor de matchhengel is de tweehandige overkop worp het 
gebruikelijkst.
 Het gemakkelijkst werpen we hierbij met 75cm lijn tussen hengeltop en dobber.
 Rem het einde van de worp af om pruiken en verwarren van lijn en lood te 
vermijden.
 Door het afremmen komt het lood gestrekt neer. Dit effect bereiken we door met 
de wijsvinger enige druk uit de oefenen tegen de spoelrand en hierdoor ook op de 
van de spoelrand aflopende lijn. Als we vervolgens, vlak voor de dobber het 
wateroppervlak raakt,
 de lijn echt blokkeren, dan strekt de lijn zich keurig op het water.
 Het vraagt wel enige oefening om dit perfect te beheersen.
 Als je niet ver uit de oever vist en zeker op kleine rivieren, is een  
onderhandse of zijdelingse worp ook gemakkelijk te doen.
 Na de worp steken we bij het vissen met de waggler, de top onder water en halen 
de lijn enkele meter terug, waarbij deze mooi onder het wateroppervlak komt.
 We doen dit natuurlijk niet bij het vissen met een drijvende lijn.
 Een andere techniek is door de hengeltop diep onder water te steken en dan 
kleine rukjes met de hengeltop te geven tot de lijn volledig onder is.
 Een goed ontvette lijn helpt daar natuurlijk bij.
 Je kan lijnen zinkend maken door deze met zeepsop te behandelen. Hiervoor hebben 
we natuurlijk steeds een flesje met zeepsop en een doekje bij.
 Het doekje goed bevochtigen en de lijn er doorhalen en klaar is de zinkende 
lijn.
 Omgekeerd gebruiken we wat lijnvet om deze te laten drijven. vb vliegvissersvet.
 Bij veel wind werp je minder in de war als je juist tegen de wind in werpt.
 Het lijkt onlogisch, maar toch is het zo.
 | 
      
        | Richting 
en afstand Zoek voor het werpen een vast punt op de tegenovergestelde oever dat als mikpunt 
dienst kan doen zodat de richting steeds identiek is. Merk bovendien de juiste 
afstand met behulp van een watervaste viltstift op de lijn. De werpafstand 
zetten we vast door de lijn in de lijnclip te blokkeren. Dit is steeds enkele 
meters meer dan de visafstand omdat we de lijn enkele meter terugspoelen na de 
worp. Opgepast hiermee bij grotere vis zoals karpertjes, dan gebruik ik de 
lijnclip niet !
 | 
      
        | De lijn 
trimmen Stromend water
 Op stromend water moet je de drift begeleiden. Soms vang je reuze als je de 
dobber gewoon laat drijven en het aas volgt , maar in andere gevallen 
vissen we met het aas voor de dobber uit. Dit doen we door de dobber af te 
remmen.
 Daarbij kunnen we het aas ook van de bodem laten opspringen waarna je het terug 
naar de bodem kan laten zakken, of je kan het aas  juist boven de bodem 
laten drijven.
 Bij het stickfloat vissen wordt de molen alleen gesloten als er lijn ingedraaid 
moet worden. Zelfs het aanslaan doen we met een open molenbeugel.
 De wijsvinger stopt daarbij de lijn. Het is diezelfde vinger die we ook 
gebruiken om lijn af te geven. Deze maal door de lijn tussen spoelrand en 
vinger te laten afrollen.
 Als we vrije lijn geven zal de dobber ongehinderd voortdriften.
 De lijn trimmen
 Stromend water
 Op stromend water moet je de drift begeleiden. Soms vang je reuze als je de 
dobber gewoon laat drijven en het aas volgt , maar in andere gevallen 
vissen we met het aas voor de dobber uit. Dit doen we door de dobber af te 
remmen.
 Daarbij kunnen we het aas ook van de bodem laten opspringen waarna je het terug 
naar de bodem kan laten zakken, of je kan het aas  juist boven de bodem 
laten drijven.
 Bij het stickfloat vissen wordt de molen alleen gesloten als er lijn ingedraaid 
moet worden. Zelfs het aanslaan doen we met een open molenbeugel.
 De wijsvinger stopt daarbij de lijn. Het is diezelfde vinger die we ook 
gebruiken om lijn af te geven. Deze maal door de lijn tussen spoelrand en 
vinger te laten afrollen.
 Als we vrije lijn geven zal de dobber ongehinderd voortdriften. Meestal vormt 
zich dan echter een bocht in de lijn. Als die bocht te ruim of te hinderlijk wordt, dan remmen we af en de lijn komt weer strak.
 Indien de lijn de dobber uit zijn baan trekt dan is de bocht in de lijn door 
wind of stroming verkeerd. Dan leggen we de bocht in de lijn terug. Dit doen 
we door de hengel te heffen, waarna we het stuk lijn tussen de hengeltop en de 
dobber met een zwaai van de hengel in een stroomopwaartse richting terug te slaan. 
Het hangt vaak van de wind af of we dit bij iedere dril één of meermaals moeten 
doen.
 | 
      
        | Aanslaan Aanslaan doen we steeds met de bocht in de lijn mee. Dat wil zeggen als de lijn 
een bocht naar rechts maakt, dan sla je ook met de hengel naar rechts aan. Zo 
vermijden we de weerstand die anders zou ontstaan door de spanning van het water. Dit zowel voor stilstaand als stromend water.
 | 
		
        | Aas en 
lokaas Aas:
 Zowat alle aassoorten die bij het vissen met de vaste stok gebruikt worden kan 
je gebruiken bij het matchvissen. Populair zijn echter casters en maden. Deze 
aassoorten zijn immers redelijk haakvast, zowel tijdens het werpen als tijdens 
het vissen. Toch mogen andere aassoorten zeker niet vergeten worden en dit niet 
alleen als maden of casters het niet doen. Zo zijn wormen vaak een goed 
alternatief en vers de vase hoe klein ook nog steeds een topaas.
 Uitgebreidere info hierover vind je terug bij
"basistechnieken/aas en lokaas"
 Lokaas:
 De samenstelling van een lokaas voor matchvissen kan identiek zijn als dat voor 
de vaste stok. Ook dit vind je terug bij 
"basistechnieken/aas en lokaas" 
en een gedeelte bij "vistechnieken vaste stok".
 Als we echter op grote afstand vissen dan moeten we  ons voer aanpassen 
aan die afstand. De voerballetjes moeten dan ook iets meer kleefkracht bezitten 
zodat we deze over een grote afstand kunnen werpen of met een katapult kunnen 
schieten.
 | 
		
        | Voeren Vissen we op korte afstand tot 15 meter dan kunnen we het voeren  identiek 
houden als bij het vissen met de vaste stok.
 Beter is het echter om je voerstek op te bouwen. Deze methode komt van de 
Engelsen die bij het matchvissen grondvoer slechts gebruiken als hulpmiddel om 
maden, casters,  graan enz.  over grote afstand te kunnen werpen.
 Wij zijn wat voer betreft iets anders dan de Engelsen, bij ons is het voer in 
de eerste plaats ook een basislokmiddel. Maar hun tactiek om met de regelmaat 
van de klok lokvoer en/of levendas naar de visplek te schieten is zeker bij 
matchvissen niet weg te denken.
 Ikzelf begin steeds met een voerplek aan te leggen met kleine balletjes lokvoer, al dan niet met aas in verwerkt. De hoeveelheid die ik hiervoor gebruik is 
groter op stilstaand water dan op stromend.
 Daarna begin ik met het vissen en schiet of werp om de 5 minuten op stilstaand 
water en bijna bij iedere drift op stromend water wat aas of lokaas.
 Beperk hierbij de hoeveelheid. Vaak zijn 5-10 casters meer dan voldoende.  
Bijt de vis goed, dan kan het noodzakelijk zijn om ook wat nieuw voer naar de 
voerplek te schieten/werpen of de hoeveelheid te vergroten. Maar alleen 
als de vis bijt, niet als je nog geen beet gezien hebt.
 Je kan je voertje natuurlijk zelf samenstellen en er zijn genoeg voorbeelden van 
voer te vinden bij aas en lokaas op deze site, maar tegenwoordig zijn er ook 
tientallen goede voersamenstellingen te koop in iedere goed geassorteerde 
hengelsportzaak.
 Maden, pinkies en vers de vase lenen zich niet zo goed om over grote afstand te 
schieten. Een klein voerballetje wriemelen ze  in geen tijd uit elkaar. Bij 
dit lokaas gebruik ik een kleefstof (te verkrijgen in de hengelsportzaak). Dit 
poeder meng ik met wat apart gehouden bevochtigd levend aas en dat bindt zich hiermee. Je 
kan er dan mooie balletjes van maken die terug oplossen in het water.
 Er zijn reeds verschillende bindmiddelen op de markt, hou je daarbij aan de 
gebruiksaanwijzin.
De balletjes hebben ook het voordeel/nadeel dat ze in tegenstelling tot los 
geschoten lokaas minder kleine vis lokken. Ze vallen immers niet aan het 
oppervlak uit elkaar maar op of boven de bodem.
 Zoals je reeds kon merken is bij het voeren een hulpmiddel zoals een katapult of 
een of andere vorm van werp/blaaspijp  bijna onontbeerlijk. Een artikel 
hierover vind je bij de vaste stok/artikels.
 | 
      
        | Recent zag ik een "waggler" waarvan de onderkant uit een voerkorfje voor 
maden bestond. Uit wat ik terug kon vinden op het internet is het gemaakt voor 
karpervissen. Ik kon er tot nu toe nog geen verkrijgen en hoewel afstanden 
werpen er waarschijnlijk niet mee gaat  lijkt het me toch een dobber die 
aandacht verdiend.
 Ik denk daarbij in de eerste plaats voor het gericht vissen tegen rietkraagjes 
en waterplanten en dit in de eerste plaats op zeelt. Vooral omdat je hiermee de 
kantjes  kan afschuimen en je daarbij nooit ver hoeft te werpen.
 De neerdwarrelende  maden rond het aas moeten hierbij onweerstaanbaar zijn.
 Al valt de dobber zelf wel wat lomp uit en biedt hij 
waarschijnlijk te veel weerstand voor kleinere vissen. Een idee om even uit te 
proberen !
 | 
		
        |  | 
      
        |  | 
      
        | EXTRA'S | 
		
        | 
	Bij niet verwisselbare antennes past men de kleur van de antenne aan met 
	een watervaste viltstift. Hiervoor zijn er speciaal sneldrogende stiften te 
	koop.  Verkrijgbaar in zwart, wit geel, oranje en rood. Een andere manier om de antenne van kleur te veranderen is gebruik maken 
	van een stukje siliconenrubber dat je over de antenne schuift. Klem de dobber niet tussen de opsluitloodjes maar laat enkele millimeter 
	speling zodat de pen nog wat kan schuiven. hierdoor heeft de pen de 
	mogelijkheid om zich mooi in het verlengde van de draad te rechten. (fig)Om het schuiven tegen te gaan, zeker bij zwaardere wagglers gebruiken 
	we twee kleine loodhagels extra. Die voorkomen dat de opsluitloodjes 
	verschuiven. (fig)  | 
		
        |  | 
		
        | 
	Het zwart maken van de draad met een viltstift maak de lijn op die 
	plaats stroef. Als je dit doet voor je de opsluitloodjes plaatst dan 
	voorkomt dit ook verschuiven. Eventueel kunnen de opsluitloodjes zelfs vastgeklemd worden op een 
	stukje siliconenslang. Het heeft naast niet verschuiven ook het voordeel 
	dat het het uitstekend stukje siliconenslang als schokdemper dienst doet. 
	Daarbij voorkomt het siliconenslangetje dat de knijploodjes de lijn 
	beschadigen. Plaats knijploodjes gebruikt als bulklood ook nooit volledig tegen 
	elkaar dan is de kans groot dat ze elkaar opduwen en de lijn niet meer mooi 
	recht doorhangt, maar laat steeds één millimeter speling.  | 
      
        |  |