Klik op de knop Vistechnieken of op home in de kopbalk om
terug te keren.
Je kan natuurlijk kant en klare tuigjes kopen in
de hengelsportzaak. Maar zelden vind je hier exact wat je wenst. De juiste diameter draad, de gepaste dobber, de juiste uitloding en de goede maat haak ! De
meeste vastestokvissers maken daarom hun lijnen zelf. Zo weet je ook steeds
dat ze zo perfect mogelijk gemaakt zijn, en zoals je het zelf wilde. Wat toch
wat meer vertrouwen geeft en dat is bij vissen niet onbelangrijk. Maak steeds
dat je ruim voldoende kant en klare tuigjes in je viskist hebt voor alle
omstandigheden. Zorg er ook steeds voor dat je identieke tuigjes
hebt van deze waar je het meest mee vist. |
Voorbereiding |
Tracht het zo te regelen dat je minstens twee
dagen na elkaar enkele uurtjes aan het maken van je tuigjes kunt spenderen. Het
gaat gemakkelijker en is het productiefst als je ze in serie kunt maken. Ikzelf
doe dit slechts een of tweemaal per jaar en voor mij is dat voldoende.
Ik ga er vanuit dat je reeds precies weet welk soort lijnen je wilt maken,
afhankelijk van het type water, de vissoort en de manier van vissen. Alle
benodigdheden leg je dan klaar. Zorg er ook voor dat er voldoende licht is in
de plaats waar je werkt en dat je er rustig kan bij zitten. Verder geeft het
zijn voordeel dat het ook een plaats is die niet onmiddellijk moet opgeruimd
worden.
Tijdens het maken van een lijn moet deze regelmatig onder spanning gehouden
worden. Een klein gewicht, maar nog liever een klein bankschroefje is hiervoor
ideaal. |
Werkwijze |
Begin met een kleine meter draad van de spoel te
rollen en zet deze dan vast tussen de bankschroef of leg er het gewicht op. |
Dobber |
Een goede dobber is reeds voorzien van
siliconen rubbertjes, maar vaak geeft de handelaar losse slangetjes mee
bij de dobbers. Zoek de bijpassende diameter. De rubbertjes mogen niet
te los maar ook niet te strak zitten op de onderantenne. De
dobber moet na het op de lijn zetten goed gefixeerd zijn, maar toch nog
verschuifbaar. Neem ook drie stukjes silicone, gaat er eentje stuk
tijdens het vissen, dan blijven er nog steeds twee over, en dat is nog
steeds voldoende. In het andere geval heb je een onbruikbare lijn.
Steek de dobber op de draad, gebruikmakend van het oogje en de
rubbertjes. (met de bovenantenne naar het spoeltje !). Gaat
het doorsteken te moeilijk, je hebt inderdaad reeds goede ogen nodig
voor dit werkje, dan kan je nog steeds gebruik maken van een
draadtrekkertje. (te verkrijgen in naaiwinkels) |
Uitloden |
Het volgende is het op de lijn plaatsen van het
lood. Er zijn op de markt toestelletjes waarmee je precies kan bepalen hoeveel
lood je dobber nodig heeft. Dat moet je dan wel reeds vooraf voor iedere dobber
bepalen omdat je de dobber bovenop het apparaatje moet klemmen en daarna lood in
het randje leggen tot de dobber naar wens uitgelood staat. Het voordeel is dat
je nooit te veel
lood op de lijn zet en je wat tijd wint bij het uiteindelijk perfect afloden.
Gebruik je dat apparaatje niet, dan kan je natuurlijk ook gewoon uitloden zoals
ik in een lange doorzichtige tube gevuld met water en
dat werkt natuurlijk ook prima.
|
Stonfo uitlood toestelletje |
Op de meeste goede dobbers staat trouwens reeds een
aanduiding van hoeveel lood hij draagt, Bv. 4xAA of 5x0.2gr, of het
draagvermogen staat gewoon vermeld bv. 1gram. In veel gevallen zal je echter
zelf willen beslissen welke en hoeveel loodhagels je op de lijn wil zetten.
Je kan gebruik maken van verschillende loodsoorten. Alle informatie over de
verschillende soorten en hoe je deze correct op de lijn zet staat in het
hoofdstuk "materiaal-2".
Het uitloden zelf doen we in een hoge doorzichtige uitloodbuis. Dat werkt het
gemakkelijkst en je ziet precies hoe de dobber staat. Om de oppervlaktespanning
van het water op te heffen doe je een druppeltje vloeibare zeep in het water.
De dobber loden we zo uit dat alleen een deel van de antenne boven water staat. Hoeveel dat
is hangt veel af van hoe scherp je wil vissen of hoe goed je nog ziet. 1cm is
het minimum, maar zelf laat ik bijna de volledige antenne uit het water staan.
Voor mij staat het klein beetje extra weerstand daarbij niet in verhouding
tot de grotere zichtbaarheid en het gemak van vissen. Daarbij kan ik aan het
water nog steeds een extra loodje bijzetten indien nodig en is mijn dobber nooit
overlood. |
|
Staat de dobber naar wens uitgelood, dan schuif
je dobber en lood naar boven toe en knipt het stuk draad af waar je het lood op
vast zette. Op die plaats kan de draad immers beschadigd zijn door het
opknijpen. Gebruik je een bulkloodje, ook dan loden we fijn uit met
wat kleine loodjes.
Tip:
Wil je een perfecte uitloding aan het water dan stop je met het maken van de lijn
nadat deze goed uitgelood is en voor je alles naar boven schuift. Plaats nu de uitgelode dobber in een emmer water en laat deze een nachtje staan. Neemt de
dobber water op, dan zie je dat de volgende morgen meteen. Deze dobber is
alleen nog goed voor de vuilnisemmer. Doe dit met alle dobbers die je de dag
voordien uitloode. Groot nadeel is wel dat iedere dobber reeds moet voorzien
zijn van voldoende lijn. Het gemakkelijkst is om deze op een tuigrekje
te winden. De huidige dobbers zijn echter steeds beter afgewerkt en hierdoor
wordt deze omslachtige controlemethode echter nog alleen door perfectionisten
toegepast.
|
Manieren van Uitloden |
Lood kan je op verschillende manieren op de
lijn zetten. Het kan gegroepeerd, deels gegroepeerd, over de lijn verspreid,
afnemend of oplopend van gewicht naar de haak toe, met een verklikkerloodje op
de bodem, met bulklood of een combinatie van beiden. Er zijn nog talrijke
mogelijkheden en iedere manier heeft zo zijn specifieke eigenschappen.
Enkele voorbeelden:
Voor de duidelijkheid is hier gebruik gemaakt van
rondlood, maar het kan evengoed met styllood. |
- A1 Voor snelle visserij of als de vis goed op beet is.
- A2 De klassieke manier, met loodjes in gelijk gewicht of met
loodjes afnemende in gewicht naar de haak toe waardoor de lijn langzamer
zakt en reageert op een beet, geschikt voor uiterst voorzichtig aanbijtende
vis. Of als derde mogelijkheid, met loodjes toenemend in gewicht
naar de haak toe. Hierdoor zakt de lijn vlugger en bij beet reageert de
dobber direct. Deze loodzetting werpt ook gemakkelijker maar je moet wel
vlugger aanslaan op een aanbeet.
- B1 Voor gericht vissen op voorn.
- B2 Voor gericht vissen op brasem.
- C1 Het lood dichter op de haak als de vis echt op beet is.
- C2 Meer gespreid als de vis voorzichtiger bijt.
- D1 Voor driftend vissen.
- D2 Een bulkloodje met verklikkerloodjes waarvan er een kan gebruikt
worden om op de bodem te verankeren.
- Onderstaand nog enkele voorbeelden van standaard uitlodingen. De afstand tussen haak en eerste loodje varieert van 10-30cm.
Er kan indien je dat wenst steeds gebruik gemaakt worden van een onderlijntje iets kleiner van diameter of de
hoofdlijn.
|
Klik op de afbeelding
voor een vergroting
|
Maar experimenteer zelf met verschillende
loodzettingen, alleen dan merk je duidelijk het verschil. Er zijn echter enkele
basisprincipes, maar ook deze zijn niet heilig en soms is het zelfs beter om er van af te wijken. |
- Het onderste loodje hang je meestal op een 15 a 25cm van de haak.
- Bij voornvissen komt het lood iets dichter op de haak dan bij het vissen
op brasem.
- Bij het vissen op de bodem moet het lood meestal net boven die bodem
hangen.
- Voor het vissen op brasem gebruiken we vaak een loodje dat op de bodem
rust om het lood te verankeren.
- Hoe meer stroming, hoe meer je het lood concentreert.
- Geconcentreerd lood zakt vlug en de stroom heeft er minder vat op, verspreid lood zakt langzaam maar is wel meer onderhevig aan de stroming.
- Bijten de vissen goed dan vis je met geconcentreerd lood dicht op de
haak vlugger.
- Is de vis voorzichtig in het aanbijten, dan helpt het soms om het lood
te spreiden.
|
Onderlijnen |
Het al of niet gebruiken van onderlijnen is een
erg persoonlijke keuze. En hoewel een lijn uit één stuk minder opvalt en iets
sterker is, vissen de meeste wedstrijdvissers met een onderlijn. De
belangrijkste voordelen van een onderlijn zijn: |
- Zonder verlies van de dobberafstelling verwisselen van haak.
- Het voorkomen dat je bij breuk (je vist immers met een onderlijn iets
dunner dan de hoofdlijn) de volledige lijn verliest. In 99% van de
lijnbreuk door een vis of door vasthangen breek je op de onderlijn. Je
onderlijnen hebben steeds dezelfde lengte, dus je knoopt er gewoon een
nieuwe aan en je vist in een mum van tijd verder.
|
De lengte van de onderlijn bepaal je zelf. Maar
meestal bedraagt ze tussen de 15 en 25cm voor witvis en tussen de 25 en 40
cm voor vijver en brasemvisserij. Bij deze lange lengte heb je wel het nadeel
dat een verklikkerloodje wel erg ver van de haak staat of je moet het op de
onderlijn zetten wat ik liever vermijd. Zelf vis ik daarom steeds met
onderlijnen van 15 of 25 cm.
Onderlijnen moeten steeds dezelfde lengte hebben, en meestal gebruik je slechts
twee lengtes. Om steeds dezelfde lengte te bekomen ga je als volgt tewerk:
|
- Neem een plankje hout dat 10cm langer is dan de lengte van de onderlijn
die je wilt maken.
- Klop hier 1 nageltje met kop en 1 nageltje zonder kop in op de gewenste
afstand van elkaar (lengte onderlijn)
- Het nageltje met kop gebruik je om het haakje in te hangen, dat zonder
kop om de lus te maken.
- Wanneer het haakje achter het nageltje hangt wentel je de draad over het
nageltje zonder kop, Schuif de draad af terwijl je hem bovenaan vasthoud en
maak de lusknoop zonder dat het punt waarop de draad dubbelgevouwen werd
veranderd. Zorg er wel voor dat je de lussen steeds even groot maakt.
- Om de lussen even groot te maken bestaan ook hulpmiddeltjes.
Zoals een lusknoper. Hieronder een voorbeeld waarmee je grote en kleine
lussen kan knopen die steeds gelijk zijn.
- Je kan ook gebruik maken van een meer gesofistikeerde onderlijn maker
die je op iedere gewenste lengte kan instellen. (zie foto)
|
|
Het bevestigen van onderlijn en bovenlijn doe je op onderstaande manier.
Je gemaakte onderlijnen bewaar je het best in een onderlijnmapje of op een
onderlijn rekje. |
|
Haak aanzetten |
Vastestokvissers gebruiken in hoofdzaak haken met een bledje. De
bledknoop moet iedere hengelaar dus ook omzeggens met de ogen
dicht kunnen maken.
Voorbeelden van andere knopen zijn te vinden in de rubriek
Basistechnieken/vissersknopen/haakknopen.
Ben je niet echt handig, dan bestaat er ook nog een haakaanzet machientje. De
werking hiervan staat daar ook uitgebreid uitgelegd.
Werkwijze Bledknoop: |
Klik op de afbeelding
voor een vergroting
|
-
Neem het eind van de lijn dubbel en houd dit dubbele lijngedeelte
bovenop de haaksteel.
-
Pak het eind van de lijn en draai dit stevig rond de haaksteel en het
dubbele lijngedeelte. Draairichting: van het bledje weg.De windingen mooi aansluitend naast elkaar leggen.
-
Na 4 tot 7 windingen steekt men het eind van de lijn door de naar
links uitstekende lus.
-
Men houdt de knoop met de vingers van de linkerhand vast en trekt de lijn
voorzichtig naar rechts. De lus schuift nu met de draad onder de windingen door.
-
Uiteinde kort afknippen.
|
Afwerking |
We rollen nu voldoende lengte lijn van de spoel.
Neem liefst iets te veel dan te weinig, inkorten aan het water kan altijd nog.
Vis je met een vaste top dan schuiven we nog een top-silicoontje over de draad,
voor de fixatie van de lijn op op het topeinde. Als laatste maken nog een lus op het
einde. (Vis je met een elastiek, dan gebruik je geen top-silicoontje)
Zelf hang ik nu nog een paperclip in de lus waaraan ik een elastiekje bevestig.
Na het op het plankje rollen van de lijn kan ik hiermee steeds het uiteinde
vastleggen.
Er bestaan ook speciale lijnclips zoals hieronder, maar mijn
paperclip is eenvoudiger, goedkoper en werkt evengoed. |
|
Het enige wat ons nu nog te doen staat is het
aanbrengen van de lijn gegevens. Ik neem voor de verschillende draad diameters
gewoon een ander kleur lijnplankje en dat is voor mij voldoende. Haakgrootte,
uitloding of draagvermogen kan je op de zijkant van het plankje noteren, maar is toch in een oogopslag te zien.
Rest ons nu alleen nog te gaan vissen
|