Home   Email  

 

 

 

 

Vissen op Snoekbaars
Artikel

Klik op de afbeelding voor een vergroting  

Klik hier om terug te keren naar index snoekbaarsartikels


Wintertips
 
In de zomer kan je snoekbaars zowat overal op een water vinden.
In de winter daarentegen is dit toch wel anders. De vissen scholen in deze koude periode vaak in scholen bij elkaar op plaatsen waar het de minste energie kost om te overwinteren. Deze plaatsen verschillen naargelang je te doen hebt met kanalen of plassen en meren.
Op meren en plassen zoekt witvis vaak de luwte op en daar liggen ook onze rovers in de buurt. Een goede kennis van winter-witvisstekken is dan ook een pluspunt.
Waar er weinig beweging in het water zit, en meestal zijn dit de wat diepere gaten, zijn een van die plaatsen.
Het diepteverschil hoeft daarom heus niet groot te zijn. Een afwijking van 1 of 2 meter op de gemiddelde diepte is vaak reeds voldoende.
Een andere populaire winterstek zijn havens en jachthavens. Ook in deze relatief beschutte plaatsen liggen vaak grote scholen met voorns in de winter.
Je kan natuurlijk in de haven zelf vissen, maar  juist de havenmond en het gebied daarvoor zijn vaak de plaats waar onze rover op de loer ligt naar in en uittrekkende vissen.
Ook plaatsen met een iets hogere watertemperatuur zijn vaak goed. Dit is vaak in de buurt van fabrieken die koelwater lozen, waar door het water in de omgeving juist iets warmer is.
Ook in de bebouwde kom is het vaak net iets warmer door de beschutting.
En ook al scheelt het maar weinig, het kan wel degelijk het verschil maken.
Bruggen, kademuren en afmeerpalen zijn net als in de zomer altijd het proberen waard.  Over het algemeen is het er net iets dieper en bied het de vissen de gewenste beschutting.
Het is ook niet onbelangrijk om weten dat grote snoekbaars in de winter soms veel ondieper ligt.  Zeker wanneer na een vorstperiode de zon terug begint te schijnen.
Snoekbaarzen die niet actief zijn zoeken ook graag de luwte van de rietkragen of de oever op. Hier liggen ze rustig stijf tegen de kant vlak op de bodem. En zelf al zijn ze niet actief, een gemakkelijke hap versmaden ze ook dan niet.
Hier moet je wel wat actiever zoeken.  Zie je binnen het kwartier geen aanbeet dan verkas je naar een volgende stek. Zo vis je gedurende een sessie een flink stuk oever afmet hopelijk het gewenste resultaat.
Het spreekt vanzelf dat je op deze plaatsen extra stil moet zijn en zo zacht mogelijk moet lopen om de mogelijks dichtbij liggende vissen niet reeds vooraf op de vlucht te jagen.
Het laatste uur voor donker is hier ook vaak de periode waarop snoekbaars duidelijk actiever wordt. Dit is vaak te zien aan opspringende visjes. Op dit moment kies ik er dan ook voor om juist iets verder van de rietkraag af te vissen. Dit juist boven het talu naar de diepte toe.
Juist in dat laatste uur maak ik vaak mijn dag nog goed. 
 
Aaspresentaties:
Hoe kouder het water, hoe langzamer en subtieler de aaspresentatie moet zijn.
Shads met flinke sprongen binnenvissen is dan ook niet bevorderend voor een aanbeet.
Weinig bewegen, kleine rukjes of het kunstaas gewoon wat laten trillen geeft in deze periode meer resultaat.
De shads mogen trouwens best wat groter zijn, 12 tot 15 cm is nu prima. Bijkomend voordeel is dat grotere shads net iets minder actie hebben. Vorkstaarten zijn hiervoor ook iets meer geschikt dan schoepstaarten.
Dropshotten is dan weer een andere manier om nog subtieler te vissen als dat nodig is. Met een dropshotmontage kan je heel voorzichtig een plek afvissen. 
Ik werp hierbij de montage over de beoogde stek en draai die binnen tot op de gewenste plaats. Daarna is het de kunst om zo weinig mogelijk lijn op te nemen, maar met minuscule tikjes vanuit de top leven in het kunstaas te brengen. Op gepast, hou er rekening mee dat iedere beweging die je maakt sterk uitvergroot wordt naar het kunstaas toe.
Het lood blijft bij deze manier van vissen steeds op de bodem staan en alleen als de aanbeet uitblijft wordt het geheel een stukje verplaatst.
Ook aasvisjes werken prima in de winter, al dan niet met een pen of bodemlood.
Neem je aasvisjes niet te groot in deze periode. Rond de 10cm is prima. De geur trekt onze rovers ook zeker aan, dus de aasvis bewerken door enkele diepe inkepingen te maken met een mes, te kneuzen of zelfs de kieuwdeksels te verwijderen, helpt voor een groter reukspoor.
Penvissen doe ik meestal kort bij de oever en bodemlood gebruik ik eerder bij het passief vissen op afstand.

Welke methode u ook gebruikt, ik wens je veel succes met deze tips.
 
 
 


Copyright © 2006 Noyelle Frans. Alle rechten voorbehouden.